Tumoren van de dunne darm


Etiologie en pathogenese

  • Voor het onstaan van adenocarcinomen van de dunne en dikke darm gelden dezelfde risicofactoren: roken, alcoholgebruik, ziekte van Crohn, FAP, HNPCC, status na cholecystectomie, maagulcus en cystische fibrose. 
Symptomatologie

  • Symptomen zijn in afnemende frequentie: buikpijn, tekenen van darmobstructie, gewichtverlies, bloedingen en diarree.
  • Patienten presenteren zich met een acute buik t.g.v. een obstructie, grote bloeding of perforatie.
  • LO: bij palpatie van het abdomen tumor bevinding, of opgezette buik t.g.v. een darmobstructie. 
Diagnostiek m.b.v. endoscopie (herhaalde diepe biopsieen kunnen nodig zijn omdat het darmslijnvlies intact kan zijn en er alleen een transmurale infilratie van de tumor is, zoals bij een lymfoom en bij uitgezaaide borstkanker), CT-scan, laparotomie.

Adenocarcinoom
  • 50% van deze tumoren is gelegen in het duodenum, waar ze vooral voorkomen in de periampullaire regio.
  • Men ziet geelzucht bij peri- en ampullaire tumoren en obstructie t.g.v. cirucumferentiele groei bij de meer distaal gelegen tumoren.
  • The therapie van keuze is de chirugische behandeling: radicale resectie.
  • Indien er reeds metastasen aanwezig zijn kan een gastro-enterostomie de klachten van de obstructie verhelpen.
  • Gemiddeld 5 jaars overleving is 30%. 
Carcinoid

Carcinoidtumoren zijn van neuro-ectodermale oorsprong en komen voort uit de enterochroomaffiene cellen die een grote hoeveelheid biologisch actieve stoffen kunnen produceren.
  • Meest voorkomende verschijnselen van dit syndroom: flushes, diarree.
  • Diagnostiek m.b.v. CT, MRI, somatostatine-receptor scintigrafie.
  • Aangezien het carcinoid vaak multipel voorkomt, moet tijdens een operatie de gehele dunne darm worden onderzocht.
  • Asymptomatische mestastasen die niet radicaal verwijderd kunnen worden hoeven niet behandeld te worden omdat er geen bewijs is dat behandeling overleving zal verlengen.
  • Mogelijkheden om symptomen te bestrijden: radioactief gelabelde somatostatine-analogen, MIBG, somatostatine analogen en interferon alfa. 
Sarcomen
  • Men kan de volgende soorten onderscheiden: leiomyosarcomen, shwannomen en GIST (gastro-intestinale stromaceltumoren)
  • De meeste GIST tumoren komen in de maag (60%), in de dunne darm komt het op de 2de plaats. NIET alle GIST-tumoren zijn maligne.
  • Frequent voorkomende symptomen zijn pijn en bloeding uit de tractus digestivus, ook abces- en fistelvormingen zijn mogelijk.
  • Diagnose m.b.v. LO (massa in buik gepalpeerd), CT.
  • Behandeling bestaat uit resectie met een marge van 2-5cm. 
Lymfomen

  • Van alle gevallen van non-Hodgkin-lymfomen presenteert 20-40% zich met ziekte buiten de lymffkleieren à maag, dunnedarm etc
  • De meeste tumoren met een lage gradering zijn onderdeel van een klinisch-pathologische entiteit, benoemd als mucosa-geasssocieerd lymfoid weefsel (MALT)
  • Bij endoscopie wordt vaak een atypisch mucosarelief gezien, aangezien het hier primair een transmurale tumorinfiltratie betreft.
  • Tot 30% van de patienten heeft een spoedoperatie nodig vanwege bloeding, perforatie of obstructie.
  • Behandeling: een resectie moet met een ruime marge worden uitgevoerd omdat een aanzienlijke, niet-zichtbare intramularale verspreiding mogelijk is. Antibiotica bij laaggradige MALT lymfomen.







Geen opmerkingen:

Een reactie posten