Stadiering van de primaire tumor
Sputum onderzoek
Goedekwaliteit sputum = aanwezigheid van alveolaire macrofagen.
Sputumcytologie wordt vooral gebruikt bij patienten die geen invasieve diagnostiek kunnen ondergaan, maar bij wie het wenselijk is toch een diagnose is stellen, bijvoorbeeld om de prognose in te schatten.
Rontgendiagnostiek
Conventioneel rontgenonderzoek van de thorax door middel van een thoraxfoto kan het vermoeden van een bronchuscarcinoom bevestigen. De thoraxfoto moet zowel in voor-achterwaartse als in dwarse richting worden verwaardigd. Een thoraxfoto kan pleuravocht, directe thoraxwandinvasie, destructie van ribben, hoogstand van hemidiafragma of een verbreed mediastinum laten zien. Wanneer deze tekenen afweig zijn dan is een thoraxfoto niet betrouwbaar genoeg om dit uit te sluiten, aanvullend beeldvorming is dan nodig.
Computertomografie (CT)
CT met contrast van de thorax en bovenbuik (inclusief de lever en bijnieren) is het standaard radiologische onderzoek voor de stadiering bij longkanker.
Magnetic resonance imaging (MRI)
Indicatie voor het gebruik van MRI:
- Sulcus superior tumoren; de uitbereiding van de tumor in de plexus brachialis en de grote bloedvaten kan goed worden beoordeeld.
- Invasie in het mediastinum, met name wanneer de grote vaten bij het proces betrokken zijn
- Rontgencontrastallergie, bij deze patienten kan MRI de CT-scan vervangen.
Positronemissietomografie (PET)
Met PET is het mogelijk tumormetabolisme te visualiseren t.g.v. een verhoogde opname va 18-F-fluordeoxyglucose (FDG) door tumorcellen.
Bronchoscopie
Door middel van bronchoscopie kan men centrale tumoren zichtbaar maken, waardoor een adequate biopsie mogelijk is ten behoeve van een histologische diagnose. Bij perifeer gelegen afwijkingen kan men onder doorlichting de tumor proberen te benaderen. waarna met opschuiven van de biopteur weefsel kan worden verkregen voor histologisch onderzoek. Is dit niet mogelijk dan kan op dezelfde wijze een kleine borstel worden gebruikt om materiaal te verzamelen voor cytologisch onderzoek. Ook bronchoalveolaire lavage kan worden gebruikt voor het verkijkgen van cytologich materiaal. Door middel van transbronchiale puncties kan materiaal uit hillaire en/of mediastinale lymfkliermetastering wijzen.
Naast witlichtbronchoscopie is er fluorescentiebronchoscopie. Bij deze techniek maakt men gebruik van de fluorescerende eigenschap van slijmvlies als het wordt belicht met laserlicht. Op deze wijze kunnen vroege stadia van het bronchuscarcinoom, zoals carcinoma in situ, worden gedetecteerd.
Transthoracale punctie
De transthoracale punctie wordt gebruikt indien geen histologisch of cytologisch diagnose van een perofeer gelegen longhaard kan worden verkregen en indien de uitslag consequenties heeft voor het klinisch beleid.
! Bij 20-40% can de patienten treedt als complicatie een pneumothorax op. Bij minder dan 10% v.d. patienten treedt hemoptoe op na transthoracale longpunctie.
Stadiering van mediastinum
CT-thorax
CT scan wordt gebruikt bij aantonen van mogelijke mediastinale lymfkliermetastasen. De detectie van mediastinale lymfklieren berust op de analyse van de grootte van de mediastinale lymfeklieren. Patienten met mediastinale lymfeklieren die groter zijn dan 1 cm, dienen aanvullend diagnostiek te ondergaan om metastasen aan te tonen of uit te sluiten.
FDG-PET
Wanneer de lymfklieren groter zijn dan 1 cm dan is PET sensitiever t.o.v. lymfklieren kleiner dan 1 cm.
Oesofagusechografie (EUS FNA)
Met deze techniek is het mogelijk om mediastinale lymfeklieren ter hoogte van de klierstations paratracheaal links en rechts, tracheobronchiaal links en rechts, aortapulmonale venster, subcarcinaal, paraoesofageaal en ligamentum pulmonale te visualiseren en te puncteren ter verkrijging van cytologisch materiaal.
Daarnaast is het mogelijk een beoordeling te geven over ingroei in mediastinale structuren zoals pericard, hart, oesofagus of arteria pulmonalis.
Endobronchiale echografie (EBUS FNA)
Met behulp van encobronchiale echografie kunnen de volgende mediastinale lymfklierstations worden bereikt: hoog-mediastinaal, links en rechts klierstation.
Mediastinoscopie
Hierbij wordt een incisie gemaakt ter hoogte van de basis van de hals, waarna het gebied boven de tracheastomp kan worden vrijgeprepareerd dusdanig dat een mediastinoscoop an worden geintroduceerd. Vervolgens kunnen biopten worden genomen van diverse mediastinale lymfeklieren.
Stadiering op afstand
Anamnese en lichamelijk onderzoek
Bij alle patienten verdenking op of bewezen longkanker dient een anamnese verricht te worden gericht op klachten wijzend op uitbereiding van de primaire tumor en op de aanwezigheid van metastasn op afstand en een degelijk lichamelijk onderzoek.
Laboratoriumonderzoek
Voor de stadiering van patienten met NSCLC hebben bepalingen van hemoglobine, calcium, albumine, natrium, lactaatdehydrogenase en alkalische fosfatase enige waarde. Pas bij bijvoorbeeld uitgebereide skeletmetastasen zal er een verhoogde waarde zijn van alkalische fosfatase en calcium.
CT thorax/abdomen
Hiermee is beoordeling van de contralaterale long, bijnier en lever mogelijk.
CT/MRI hersenen
CT/MRI van hersenen wordt geadviseerd bij patienten met een stadium III-NSCLC. Verder geldt dat een CT/MRI verricht wordt bij klachten verdacht voor hersenenmetastering.
FDG-PET
FDG-PET speelt een belangrije rol bij het opsporen van metastering op afstand. PET heeft een waarde bij beoordeling van bijnier, lever en bot.
Botscan
Bij pijnklachten of verjoogd alkalische fosfatase en/of calcium verdacht voor botmetastering kan een botscan verricht worden.
Pleurapunctie, diagnostische thorascopie
Er dient onderscheid te worden gemaakt tussen maligne en niet-maligne pleura-effusie. Met behulp van een eenvoudige diagnostische pleurapunctie kan vocht worden verkregen voor analyse, Cytologisch onderzoek dat geen tumorcellen aantoont, sluit een maligne pleuritis echter niet uit.
Video-assisted thoracoscopic surgery (VATS)
Bron: Velde, C.J.H van de. (2011) Oncologie. Hoofdstuk 16
Geen opmerkingen:
Een reactie posten