Het overgangsepitheel vormen het over grote deel van alle blaastumoren. Epitheelcelcarcinomen vorm ca. 3% en adenocarcinoom 1%. Oppervlakkige tumoren hebben meestal een paillair groeiend aspect, terwijl bij infiltratie een meer solide groei voorkomt.
Symptomen en diagnostiek
Het eerste teken van een blaastumor is meestal macroscopische hematurie, Deze hematurie is doorgaans totaal en pijnloos, hoewel bij samengaand infectie tevens cystitisachtige klachten kunnen voorkomen. Pollakisurie bij verminderde blaascapaciteit, bij detrusorspier ingroeiende tumoren is normaal.
Diagnose wordt bevestigd door urineonderzoek, in het bijzonder cytologisch onderzoek en blaasspiegeling. Het cytologisch onderzoek van de urine is bij oppervlakkige blaastumoren vaak negatief, maar bij de infiltrerende tumoren en bij CIS worden bijna altijd kwaadaardige cellen in het sediment gezien. Bij hematurie is een cystoscopie altijd noodzakelijk, zeker wanneer de patient ouder is dan 40-45 jr. De diagnose wordt tevens bevestigd door pathologisch onderzoek van het transurethraal verwijderde materiaal. Bij die transurethrale resectie moet ook altijd spierweefsel van de blaaswand worden gebiopteerd om infiltratieve groei te kunnen beoordelen. Daarboven moeten ook biopsieen worden genomen van elke plaats verdacht voor CIS (fluweelachtig-rood aspect). Een IVP is bij alle blaastumoren noodzakelijk m kleine tumoren in pyelum of ureter vroegtijdig op te sporen.
Behandeling
Oppervlakkige tumoren kunnen door middel van transurethrale resectie (TUR) volledig worden verwijderd. Recidief profylaxe gebeurt door intravesicale chemo- of immunotherapie.
Invasieve, niet-gemetastaseerde blaastumoren bestaat in principe uit curatieve chirurgie in de vorm van een pelvische lymfadenectomie, bij de man een radicale cystoprostatectomie en bij de vrouw een anterieure bekkenexenteratie.
Radicale blaasverwijdering noodzaakt tot urinedeviatie of blaasvervanging. Traditioneel word uretero-ileocutaneostomie aangelegd (Bricker-deviatie). Goede chirurgische alternatief is continente stomata. Blaasvervanging is mogelijk wanneer de urethrea niet wordt verwijderd. Complicatie bij Bricker-deviatie zijn urineweginfecties, impotentie en ureterstenose. Complicaties bij blaasvervanging bestaat uit risico op stressincontinentie, nachtelijke urine-incontinentie of urineretentie waarvoor zelfkatheterisatie nodig kan zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten