De meeste carcinogenen zijn zelf niet in staat kanker te verwekken; ze moeten in organisme worden omgezet in de effectieve carcionegene stof --> Indirecte carcinogen.
Bij de directe carcinogen is omzetting niet noodzakelijk; ze zijn direct werkzaam.
De voor een oncogeen effect noodzakelijke concentratie van de verbinding is wisselend en afhankelijk van de stof, maar ook van het individu: interindividuele verschillen in gevoeligheid voor bepaalde noxen is voor een belangrijk deel het gevolg van genetisch bepaalde verschillen in hun metabolisering.
Directe carcinogen
Alkylerende agentia; binden zich direct aan DNA en zijn dan mutageen. Enkele cytostatica zoals cyclofosfamide behoren tot alkylerende agentia. Bij gebruik van chemotherapie dient rekening te worden gehouden met hun oncogene werking. Een tweede maligniteit is een bekende complicatie van chemotherapie.
Indirecte carcinogen
I. Aromatische aminen; naftylamine, benzidine, acetylaminofluoreen, azo-kleurstoffen.
Aromatische aminen worden door hydroxylering in de lever omgezet in carcinogene metabolieten.
Naftylamine is een v.d. belangrijkste oorzaken van blaaskanker.
II. Polycyclische koolwaterstoffen; dimenthybenzantraceen, benzpyreen en methylcholantreen.
Polycyclische koolwaterstoffen worden in de lever omgezet in epoxiden, die een hoge affiniteit voor DNA vertonen. Benzpyreen speelt een belangrijke rol bij het ontstaaan van bronchuscarcinoom bij zware rokers.
III. Nitrosaminen en nitrosamiden kunnen worden gevormd in het maag-darmkanaal uit nitraat dat als voedingsmiddel perservatief wordt gebruikt. Nitraat wordt door de maag ongezet in nitriet.
IV. Asbest veroorzaakt mesotheliomen en bronchuscarcinoom.
V. Natuurlijke carcinogen. Natuurlijke carcinogen komen in het "natuurlijke" milieu voor. Bijvoorbeeld mycotoxinen geproduceerd door aspergillus flavus, dat rol speelt bij levercelcarcinoom.
Bron: Velde, C.J.H van de. (2011) Oncologie. Hoofdstuk 1.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten