Tumor celgroei

Bij tumorgroei is het evenwicht tussen celafbraak en celaanmaak gestoord; er worden meer cellen gevormd dan er te gronde gaan. Dat kan zowel door vermeerderde celaanmaak als door verminderde apoptose.


Cellen met proliferatieve potentie kunnen uit een rustende fase (G0) in actieve deling terugkeren. Bij een adequate stimulus keren ze uit de G0-fase terug in G1. Post mitotische cellen zoals zenuw- en spiercellen zijn daartoe niet in staat. De G1 fase gaat over in S-fase waarin de cel DNA gaat synthetiseren ter verdubbeling van genetische materiaal. Deze overgang is van belang omdat de cellen als het ware over een drempel moeten om in de S-fase te raken; restrictiepunt. De minimumtijd tussen twee celdelingen is voor darmepitheel 12 uur, voor de epidermis 21 dagen en voor de lever 160 dagen. De duur van de S-fase en de G2-fase is daarbij vrij constant. De sterke verschillen zijn het gevolg van variaties in de duur van de G0-fase en de G1-fase.

Tumorcellen kunnen lang in G0-fase blijven hangen, ze kunnen jarenlang in weefsels slapend (dormant) blijven, en plotseling onder invloed van onbekende groeistimuli uit groeien en opnieuw een recidieftumor of een metastase te vormen.

De toegang van de cel tot de celcyclus en de voortgang van de cel in cyclus worden geregeld door een groep eiwittten, cyclines.
Cycline A: G2 en S-fase
Cycline B: G2 en M-fase
Cycline D & E: G1 en S-fase
De cyclines vormen een complex met de cyclineafhankelijke kinase (CDK's). De cyclines/CDK-complex worden geremd door CDK-remmers (vb. eiwitten p21, p27) Het evenwicht tussen het cycline/CDK-complex en de CDK-remmeer bepaalt of de cel verder gaat in de celcyclus. Bij veel vormen van kanker is het evenwich verstoord waardoor de cellen ongehinderd blijven proliferen.

Kanttekening 1. Veel nieuwe vormen van medicamenteuze kankertherapie zijn gericht op celcyclus regulerende eiwitten.

Bepalen van de delingsactiviteit in een tumor:
- Microscopisch (mitose-index)
- Statische of flow-cytomatrie
- Immunohistochemische technieken; hierbij wordt gebruikgemaakt van antilichamen die antigenen herkennen die alleen in de kern van delende cellen tot expressie komen.

Kanttekening 2. Tumoren met een hoge mitose-index/S-fase-fractie hebben een slechtere prognose dan tumoren met lage.

Bron: Oncologie, v.d. Velde, 8e editie Hoofdstuk 1

Geen opmerkingen:

Een reactie posten