De belangrijkste kwaadaardige longtumoren zijn:
- Kleincellig carcinoom
- Plaveiselcelcarcinoom
- Adenocarcinoom
- Grootcellig carcinoom
- Carcinoid
Plaveiselcelcarcinoom
Ongeveer 50-60% van de bronchuscarcinoom in Nederland is het type plaveiselcarcinoom
! Er zijn verscheide varianten, waarvan er een geduid wordt als 'plaveiselcarcinoom' met klein celtype'. Dit wordt onderscheiden van het kleincellige carcinoom en moet als plaveiselcelcarcinoom worden behandeld.
Kleincellig carcinoom
Kleincellig carcinoom wordt gekenmerkt door kleine cellen met een geringe hoeveelheid cytoplasma, granulair chromatinepatroon en afwezigheid van of weinig prominente nucleoli. De merker CD56 is vrijwel altijf positief, ontbreken ervan pleit voor een ander type carcinoom dan kleincellig carcinoom.
Het kleincellig carcinoom is meestal centraal gelegen en heeft een bijzonder agressief beloop. Op het moment van diagnose is het tumorprocess bij meer dan 50% van de patienten reeds gemetastasteerd.
Een variant van het kleincellig carcinoom is het gecombineerde kleincellig carcinoom. Naast een component van kleincellig carcinoom is een tweede niet-kleincellig component(adenocarcinoom, plaveiselcelcarcinoom of grootcellig carcinoom, waaronder grootcellig neuro-endocrien carcinoom) aanwezig. Het gecombineerde type wordt op dezelfde manier behandeld als kleincellig carcinoom.
Adenocarcinoom
Ongeveer 30% van alle bronchuscarcinoom behoort tot de adenocarcinoom. Ze kunnen oorsprong hebben in verschillende celtypen, namelijk cellen van het respiratoire epitheel van seromuceuze klieren, clara cellen en het type II pneumocyten. In de WHO-classificatie worden diverse typen onderscheiden; acinair, papillair, bronchiolo-alveolair en een solide type met mucus c.q. slijmvorming.
Bronchio-alveolair carcinoom (BAC) wordt gedefineerd als een adenocarcinoom met een zuiver bronchi-alveolaire groeiwijze zonder stromale, vasculaire of pleurale invasie. Bij stroma-, vasculaire of pleura-infilatratie wordt de tumor gediagnosticeerd als adenocarcinoom van het gemende type met bronchioloalveolaire groeiwijze.
Adenosquamous ccarcinoom
= zowel adenocarcinoom- als plaveiselcelcarinoomweefsel is minstens 10% van de tumor. De behandeling en het beloop komen overeen met die van de adenocarcinomen of plaveiselcelcarcinomen.
Grootcellig carcinoom
Ongeveer 5% van alle bronchuscarcinomen is grootcellig ongedifferentieerd. Dit wordt morfologich geduid als een carcinoom waarbij geen differentiatie in de zin van plaveiselcel of adenocarcinoom wordt herkend.
Variant: Grootcellig neuro-endocriene carcinoom, gekenmerkt door een groeiwijze met organoide nestvorming, trabekels, rozetten en/of palissadering. Er zijn >10 mitosen per 2 mm2 en er is uitgebereide necrose.
Carcinomen met pleomorfe, sacromatoide of sacromateuze elementen
- Carcinomen met spoel-en/of reuscellen
- Carcinosarcomen
- Pulmonaal blastoom
Carcinoidtumor
Er worden onderscheid gemaakt tussen:
- Typische carcinoid: <2 mitosen per 2 mm2 en afwezigheid van necrose
- Atypische carcinoid: >2 - <10 mitosen per 2 mm2 en/of aanweigheid van necrose
Het onderscheid heeft een prognostische waarde
- 5 jr overleving typische carcinoid = 87-100%
- 5 jr overleving atypische carcinoid = 37-715
Mbv. Ki67 kan men onderscheid maken tussen kleincellig carcinoom en carcinoid.
Bron: Velde, C.J.H van de. (2011) Oncologie. Hoofdstuk 16
Geen opmerkingen:
Een reactie posten