Fundamentele aspecten van kanker


Verschillen tussen goedaardige en kwaadaardige tumoren
Kenmerk
Goedaardig
Kwaadaardig
Begrenzing
Scherp
Onscherp/ onregelmatig
(pseudo-)kapsel
Frequent
Zelden
Groeiwijze
Expansief
Infiltratief
Groeisnelheid
Laag
Hoog
Necrose
Zelden
Frequent
Differentiatie
Hoog
Matig tot slecht
Cel/kernatypie
Gering
Sterk
Mitotische activiteit
Gering
Hoog

Architectuur van gezwellen
- Gezwellen tonen vaak een karakteristieke microscopische architectuur die het mogelijk maakt de tumor te classificeren.
- Gezwellen bestaan niet alleen uit tumorcellen maar ook uit gastheercellen.
- Carcinomen worden vaak als zodanig herkend omdat de tumorcellen in (aaneengesloten) epitheliaal verband liggen. De vorming van buisjes wijst op een adenocarcinoon. Cellen in neuro-endocriene tumoren liggen veelal in balkjes of celnesten (zellballen)
- De aard van de extracellulair matrix speelt een belangrijke rol bij de classificatie van maligne mesenchymale tumoren, de sarcomen. (Bijv: kraakbenige tussenstof - chondrosarcoom, bot - osteosarcoom)

Tumorcellen kunnen in wisselende mate differentiëren. Soms is de differentiatiegraad zo hoog dat de structuur van het weefsel waarin de tumor ontstond vrijwel wordt bereikt. Bij weinig gedifferentieerde tumoren bestaat vrijwel geen gelijkenis met het oorspronkelijke weefsel. Het is dan vaak niet mogelijk iets te zeggen over de herkomst en men spreekt in dat geval van anaplastische tumor.

Differentiatie richting
Benigne
Maligne
Epitheliaal
Klierweefsel
Plaveiselcel
Overgangscel

Adenoom
Papilloom
Papilloom

Adenocarcinoom
Plaveiselcelcarcinoom
Overgangscelcarcinoom
Mesenchymaal
Vetcel
Fibroblast
Skeletspiercel
Endotheelcel
Bloedcel
Lymfocyt

Lipoom
Fibroom
Rabdomyoom
Hemangioom

Liposarcoom
Fibrosarcoom
Radomyosarcoom
Hemangiosarcoom
Leukemie
Maligne lymfoom
Neuro-ectodermal
Pigmentcel
Zenuwcel
Gliacel

Naevus
Ganglionneuroom
Glioom

Melanoom
Neuroblastoom
Glioblastoom

Klinische verschijnselen van gezwelgroei
Symptomen van gezwelgroei
- Lokaal: zwelling, obstructie, ulceratie, bloedverlies
- Systemisch: gewichtsverlies, paraneoplastische verschijnselen

Paraneoplastische syndromen worden veroorzaakt door de afgifte van actieve aan de circulatie door de tumorcellen. Voorbeeld is hormoonproductie door tumorcellen.

Tumorcelgroei
Postmitotische cellen zijn zover gedifferentieerd dat ze niet meer kunnen delen, dergelijke cellen kunnen niet meer regeneren. Voorbeelden zijn zenuwcellen en spiercellen. Andere cellen delen regelmatig en zijn dan tussen twee delingen in (intermitotisch) of in deling (in de celcylus)

De gedifferentieerde cellen met een specifieke functie (zoals zenuw- en spiercellen_ blijven jarenlang of altijd in G0-fase. Tumorcellen vertonen soms ook deze eigenschap. Ze kunnen jargenlang in G0 in weefesels verborgen blijven ('dormant"), om plotseling o.i.v. onbekende groeistimuli metastasen te vormen. Late metastasen bij mammacarcinoom zijn van dit verschijnsel een bekend voorbeeld.

Cyclines vormen een complex met de cycline-afhankelijke kinasen (CDK's): voor elk van de fasen van de celcyclus is er een specifiek cycline/CDK-complex. Dit complex activeert door fosforylering transcriptiefactoren, die op hun beurt de voor de voortgang van de cel door de celcylus essentiele genen activeren.

Meting van de hoeveelheid DNA via statische of flow-cytometrie in de karn het aantal cellen in de S-fase van de celcyclus is een maat voor de delingsactiviteit in de tumor.

Invasie en metastering

Infiltratieve groei
Infiltratief groeiende kankercellen hebben het vermogen zich buiten de grenzen te begeven van het weefselcompartiment waarin ze zijn ontstaan. Kankercellen gebruiken dezelfde mechanimen als normale cellen bij infiltratieve groei.
1. Losraken uit het weefselverband
- E-cadherine is een groot transmembraan glycoproteine dat homotypische verbindingen vormt, dat wil zeggen dat de extracelllulaire domeinen van 2 E-cadherinemoleculen een hecte verbinding kunnen vormen. Infiltratieve cellen tonen een verlies van E-cadherine-expressie
- Integrinen zijn transmembraanmoleculen die receptoren vormen voor extracellulaire matrixmoleculen. Tumor cellen gebruiken integrinen om te kunnen migreren. Bij infilatratieve groei zijn dan ook op tumorcellen kenmerkende veranderingen in de expressie van integrinen gevonden.
2. Proteolyse van extracellulaire matrixcomponenten
- Tumorcellen produceren specifieke/ niet-spec proteasen zoals trypsine, MMP en cathepsinenom om de extracellulaire matrix af te breken.
- Matrix-metalloproteinasen (MMP): bevorderen naast het scheppen van ruimte voor migreren ook de groei van infiltratieve tumorcellen.
3. Migratie
- Bij migratie door de ECM maken tumorcellen gebruik van integrinen op hun celoppervlak voor het (tijdelijk) hechten aan collagenen in de ECM.
- Autocrine motility factor activeren het celskelet van de tumorcellen die daardoor actief in beweging komen.

Metastering
Van metastase wordt pas gesproken als de tumorcellen in het doelwit orgaan een nieuwe tumor hebben gevormd. Bij losse tumorcellen in de randsinus van een lymfekler of in een leversinus spreekt men dus niet van metastase.
Manipulatie van het tumorgebied, zoals palpatie, massage en curettage, verhoogt de kans op het voorkomen van deze cellen in het bloed.
Dormant metastase: Sommige metastasen manifesteren zich soms vele jaren nadat de primaire tumor, voorzover is na te gaan, volledig is verwijderd. Vb. mammacarcinoma.


























Geen opmerkingen:

Een reactie posten